De weldoener en de herberg

Er was eens een weldoener die zoveel mogelijk goed wilde doen voor de mensen. Hij begon na te denken hoe hij het zo moest aanpakken dat niemand zich tekort gedaan voelde en dat iedereen er wat aan had.

Toen kreeg de weldoener het idee om op een plaats waar veel mensen kwamen een herberg te bouwen en daarin alles bijeen te brengen wat de mensen tot nut en vermaak kon zijn. En de weldoener zorgde dat de herberg behaaglijke vertrekken had en goede kachels, brandhout, verlichting, schuren vol met allerlei granen, kelders vol met groente, voorraden vruchten, allerlei dranken, bedden en beddengoed, alle mogelijke kleding en schoeisel en van alles zoveel dat heel veel mensen er genoeg aan zouden hebben. Zo deed de weldoener en toen ging hij weg en wachtte af wat er zou gebeuren.

Eerst kwamen er goede mensen, die wat aten en dronken, de nacht en soms ook de dag bleven, een dag, twee dagen, een week. Soms nam iemand wat van het schoeisel en de kleding, al naar gelang dat nodig was. Ze ruimden alles netjes op, zoals het voor hun komst was, zodat andere voorbijgangers er ook gebruik van konden maken, en vertrokken weer onder dankzegging aan de onbekende weldoener.

Maar op een keer kwamen er brutale, doldrieste en slechte mensen. Ze wilden meteen alles wat er was voor zichzelf houden en kregen ruzie om de spullen. Eerst scholden ze elkaar uit, toen gingen ze elkaar te lijf, ze probeerden dingen van elkaar af te pakken, ze maakten dingen kapot, zodat anderen er niets meer aan hadden. En op het laatst was alles kapot wat er was en leden ze honger en kou en maakten elkaar het leven zuur, en toen begonnen ze de eigenaar te beschimpen, waarom die alles zo slecht had geregeld en geen bewaking had ingesteld, te weinig goederen in voorraad had en waarom hij allerlei slechte mensen toegang had verleend. Sommigen zeiden zelfs dat de herberg helemaal geen eigenaar had, maar vanzelf was ontstaan.

Deze mensen verlieten de herberg hongerig en koud en boos en deden niet anders dan op alle mogelijke manieren te schelden op elkaar, op de herberg en op degene die deze had opgezet.


Een prachtig verhaal van Lev Tolstoj uit zijn boek 'De weg van het leven'. In het vervolg op zijn verhaal schrijft hij: "Een mens hoeft er in zijn leven slechts naar te streven zich door liefde te verenigen met God en met alles wat leeft en door God gegeven is, en zijn leven wordt ogenblikkelijk in plaats van een kwelling een zegen.


Door Martin Mulder
September 2013

« Terug naar de vorige pagina
Angst basis van hanengedrag
Hanengedrag onder management is geen zeldzaamheid. Denk aan de deelnemers in een MT die de...»

De weldoener en de herberg
Er was eens een weldoener die zoveel mogelijk goed wilde doen voor de mensen. Hij begon na...»